Le Comte | Hoofmenu publicaties | |
Inleiding | Eerste reeks brieven
1 2 3 4 5 6 7 8 |
Tweede reeks brieven
1 2 3 4 5 6 7 |
DEEL 2. Vijfde brief
Deze brief handelt over de belangrijke kwestie van de legitimiteit van de kerk in China.
In het geheel van zijn boek vormt deze brief een hoogtepunt. Daarvan getuigen de eerste woorden van deze brief, zoals hierboven te lezen valt.
Er bestond een voor de christenen ongunstig edict van 1669, maar dat was door het goed onthaal van de paters in Peking, in onbruik geraakt. In 1691 escaleerde een conflict tussen pater Alcala O.P. en de onderkoning van Chekiam. Daarbij kwam nog een onenigheid met pater Intorcetta S.J. Die doet beroep op pater Gerbillon die toen met de keizer op jacht was in Tartarië. Gerbillon sprak zijn vriend prins Solan aan, die een brief schreef naar de onderkoning.
De tussenkomst van prins Solan heeft geen effect, integendeel de vervolgingen escaleren. Daardoor besluiten de paters een beroep te doen op de keizer maar die wimpelt in eerste instantie een tussenkomst af maar liet toch weten langs een beambte dat hij de missionarissen goed gezind is.
Men vreesde terecht verdere problemen en uiteindelijk besloten de paters een officieel verzoekschrift tot de keizer te richten (pp. 338-341).
De keizer onderzoekt het verzoekschrift en pas na aandringen van prins Solan wordt het verzoek ingewilligd.
Op pp. 347-348 leest men het edict van de keizer bij monde van Heoupatai voorzitter van het Opperste Hof der Rijks-gewoonten.
Pater Intorcetta gaat persoonlijk de keizer eer betuigen en bedanken in Peking.
De brief eindigt met de onvermijdelijke oproep om meer missionarissen te sturen.