DEEL 1. Achtste brief

Aan den Heere Phelipeaux, Secretaris van Staat. Van het bysonder merkteeken des verstandts der Chinesen.

Deze brief is de laatste van het eerste deel. De twee delen zoals ze in de Nederlandse uitgave voorkomen werden in de oorspronkelijke uitgave apart uitgegeven.

Over de wiskunde, meetkunde en muziek kan Le Comte niet veel speciaals melden maar hij benadrukt wel de goede astronomische observaties en de kundigheid om een kalender te maken, al staat die ook wel vol 'sotheden' en bijgeloof. De geneeskunde is echter van een hoog niveau. Hij spreekt uitvoerig over het lezen van de pols, het bereiden van geneesmiddelen met kruiden en het aanwenden van vuur. Over de thee schrijft hij meerdere pagina's:  de soorten, de kweek, de oogst, de geneeskracht. Ook aan de ginseng "een kostelijk cordiaal" wijdt hij enkele paragrafen over uitzicht en gebruik.

Andere onderwerpen zijn: het kompas, de scheepvaart, de visserij (o.a. met aalscholvers), de bedreven kooplui (ook met hun bedrieglijke praktijken) en de staatkunde. Het einde van de brief is merkwaardig: de chinezen waren "voorhenen verstandiger, van meer goede trouw, en minder verdorven geweest [sijn] als sy tegenwoordig sijn...".