Grammatica's |
Het Latijn bleef in de 19de eeuw model staan voor wie een Nederlandse grammatica wilde schrijven. Naamvallen leken belangrijker dan b.v. de ontleding in zinsdelen. Johannes Despauterius (1480 -1520) schreef een Latijnse grammatica die eeuwen model stond. 'Hoe nader aan den oorsprong, hoe verder van het bederf', oordeelde Balthazar Huydecoper in zijn Proeve van taal- en dichtkunde... (1730) Arnold Moonen (1706) en Petrus Weiland (1805) bleven het Latijnse model volgen. De Nederduitsche spraakkunst van Weiland werd nochtans de officiële grammatica van de Bataafse Republiek (1795 - 1806) zoals de spelling van Siegenbeek de officiële spelling was. Pas tegen het einde van de 19de eeuw kreeg men oog voor het specifieke van het Nederlands: de grammatica's van H. de Groot (1872), van T. Terwey (1878) en van C.H. den Hertog (1892 - 1896). |