Cultuurbibliotheek
Bibliotheek met onderwijstraditie
Informatie Catalogus Archief E-publicaties


MEMORATVS



In memoriam Robrecht Stock: een merkwaardig man

Half december 1999 zat hij in een zetel en kwam er niet meer uit. Hij vroeg zijn boeken over te brengen naar de Cultuurbibliotheek, vertrok daarna naar de geriatrie van het Sint-Janshospitaal en enkele weken voor zijn dood naar Stella Maris in Sint-Andries. Hij is er gestorven onder het kruis van Servaes dat vroeger in zijn werkkamer hing.

Zijn doodsprentje is zijn eigen werk. Wat we uiteindelijk in handen kregen was al vele keren bijgewerkt. Hij vermeldt al zijn functies met data, om klaarheid te scheppen voor het groot publiek. Indrukwekkend is het wel.Wanneer hij kanunnik werd, wordt niet vermeld. Hij zei ooit dat hij wel als kanunnik wilde aangesproken worden omdat hij dan telkens de gelegenheid kreeg penitentie te doen. We blijven hem dan ook in dit In Memoriam met een warm hart, kanunnik noemen.


doodsprentje

In een eerste deel beschrijven we zijn leven, geïnspireerd door de vijf chronogrammen die zijn collega-inspecteur en vriend Jaak Vandenbossche s.j. maakte toen de kanunnik met pensioen ging. Het tweede deel handelt over zijn geschriften en het derde beschrijft zijn archief zoals het bewaard wordt in de Cultuurbibliotheek.



I

BACILLVM VIRIDE
VOLTV VIVAX PVELLVS


Een kiem in 1904 geboren, een ventje dat er levenskrachtig uitzag

Robrecht Stock werd in 1904 geboren maar hij laat zijn geschiedenis beginnen in 1827 met de geboorte van zijn grootmoeder Rosalie Keirse. Zij heeft zich opgewerkt van een arm kind tot een welstellende zakenvrouw. De materiële basis voor de opgang van het geslacht werd door haar gelegd. De volgende generatie van zijn ouders Pharaïlde Laureyns en Alexander Stock, zette een beslissende stap in de richting van geestelijke ontvoogding. Zij studeerden. Hun zoon werd hoofdinspecteur van het katholiek onderwijs in het bisdom Brugge. IJverde voor de democratisering van het secundair onderwijs en de expansie van het hoger onderwijs, stichtte de Cultuurbibliotheek en schonk het grootste deel van het familievermogen aan de Vlaamse Leergangen in Leuven. Hij zag zijn eigen geschiedenis graag exemplarisch voor de evolutie van het Vlaamse volk.

Zijn leven lang bleef hij gefascineerd door zijn grootmoeder van moeders kant. "Een foto van haar als meer dan vijftigjarige hangt op mijn slaapkamer. Het gebeurt dat ik ze enkele ogenblikken bekijk. ... Haar gelaat is vol; het spreekt van wilskracht en beslistheid. ... Fier, onafhankelijk zichzelf, - misschien lichtjes uitdagend?" Rosalie Keirse heeft zich opgewerkt van leurster die vijftig stuivers moest lenen om te starten, tot zakenvrouw die boter verkocht in Londen en elke maand in goudfranken werd uitbetaald in Oostende.
Over Leonard Laureyns zijn grootvader heeft hij niet veel te vertellen. Rosalie bestuurt het huis en de handel en stuurt de twee dochters Maria en Pharaïlde naar het pensionaat in Ruiselede om frans te leren. Ze leren er bovendien E.H. Gustaaf Flamen kennen die er zijn toneelstuk Machteld de Flandre opvoert en Pharaïlde speelt de rol van "Isabelle, soeur de Jan Breidel". Het programma van het feest is bewaard gebleven.
Al sprak de kanunnik steeds met waardering over zijn vader en hemelde hij zijn kwaliteiten als leraar op, zijn verering ging duidelijk naar zijn moeder. Pharaïlde trouwde eigenzinnig met Alexander, een onderwijzer. Het was niet de eerste keuze van Rosalie. Onder een foto van zijn moeder in 1946 schrijft de kanunnik: " De jonge zakenvrouw van aan de vaartdijk. Vijftig jaar later nog altijd even dynamisch". Ze overleed in 1956. Na het overlijden van zijn vader en zijn benoeming in Brugge (1939), woonde hij bij zijn moeder in Assebroek. In 1957 werd hij inspecteur en begon een nieuw leven.

Hij sprak veel over zijn gelukkige jeugd in de streek rond het Sint-Pietersveld. De mensen waren er eerlijk, werkten hard en waren verstandig. Hoe ouder hij werd hoe meer hij zijn jeugd en streek idealiseerde. Hij woonde in het schooltje en kreeg les van zijn vader. Er was maar één klas. De jongens werden ingedeeld in werkgroepen. "Wie flink vorderde kon in de loop van het schooljaar naar een hogere werkgroep opklimmen. Vermits we bij het binnenkomen in de jongensschool al konden lezen, schrijven en rekenen, waren er maar weinig die zes volle jaren deden over die komplete lagere school." Robrecht deed het in drie jaar en mocht zich dan nog twee jaar "amuseren met rekenen en wiskunde uit vaders eigen boeken." Zijn secundair onderwijs verliep door de oorlog nogal gevarieerd: het Sint-Jozefcollege in Tielt, het Jezuïetencollege in Turnhout en het Sint-Lodewijkscollege in Brugge.

Op 5 october 1918 stierf zijn zus Maria op zestienjarige leeftijd. Ze ligt begraven op het kerkhof van Sint-Pietersveld achter het Veldkapelleke.


II

BACVLVS ELECTVS
SACRO MVNERI FIDVS


In 1927 werd R.Stock priester gewijd,
geroepen om zijn sacrale taak trouw te vervullen

Op 26 januari 2000 (dus ongeveer een maand voor zijn dood) tekende ik 's avonds, na een gesprek, volgende vertrouwelijke mededeling op. Zijn ouders dachten dat hij ingenieur zou worden. Toen hij zijn ouders op de hoogte bracht van zijn besluit priester te worden, had zijn moeder twee opmerkingen: "Serieus of niet" en " Als priester de anderen altijd eerst". Zijn vader vroeg: " Kunt ge er tegen dat ze kwaad vertellen over de priesters?"

Als godsdienstleraar had hij goede herinneringen aan avondlijke tochten die hij voor zijn leerlingen organiseerde naar Zevenkerke met spel en gebed. Meerdere oudleerlingen bleven hem regelmatig bezoeken.

Als godsdienstinspecteur in de staatsscholen verscheen hij regelmatig in alle scholen. Toen hij als inspecteur met pensioen ging werd hij voor die taak opgevolgd door E. H. Lodrioor die er een volle taak aan had.

In de Cultuurbibliotheek wordt het missaal van de Carmel bewaard dat de kanunnik kreeg toen het klooster werd opgeheven. Hij droeg er elke morgenvroeg de mis op.

Hij volgde de evolutie in de kerk met meer dan gewone aandacht. Hij verzamelde alle teksten in kranten en tijdschriften en voorzag ze van vraagtekens en commentaar. De zondagmorgen regelde hij zijn financies. Hij ontving veel bedelbrieven en steunde vooral ook meerdere missionarissen die hij persoonlijk volgde. Met zijn jeugdvriend Albers, scheutist in Taiwan, bleef hij zijn levenlang corresponderen.


III

BACVLVS DOCENS
DISCIPVLIS VNVS ERVDITVS


Hij was een enig onderlegde leraar voor zijn leerlingen

Het jaar 1939 was voor hem een speciaal jaar. Na zich met Grammens aan de taalgrens onmogelijk gemaakt te hebben en enkele wonderjaren gekend te hebben in het Kleinseminarie van Roeselare, werd hij titularis van de retorica in het Sint-Lodewijkscollege van Brugge. Het is een spannend verhaal. Na de dood van zijn vader, bezorgd voor zijn moeder, nam hij een optie op een stuk grond in het Roeselaarse om daar met zijn moeder te gaan wonen. Dat was niet gebruikelijk in het bisdom. De bisschop sprak zijn veto uit. Robrecht voelde zich beknot en vroeg aan Mgr. Lamiroy zijn excardinatie aan. De bisschop negocieerde enkele maanden bedenktijd en kwam hem hoogst persoonlijk opzoeken in Roeselare. In de rozentuin kwam het tot een overeenkomst. Hij werd benoemd in Brugge en mocht met zijn moeder gaan wonen in Assebroek. Dat peripatetisch gesprek heeft hij erg gewaardeerd.
In het Sint-Lodewijkscollege werd hij de collega van André Carpentier. Een groter verschil in figuur en stijl is moeilijk te vinden. De kanunnik beschrijft hem als een fan van Bossuet "aan wiens voeten de geschiedenis is stilgevallen". Hij trof er een college als "een netjes afgeschermd pedagogisch stadstuintje met veel bloempjes en gewas uit grootmoeders tijd, gelegen aan een zijweg van de belangrijke moderne verkeersaders". Hij bleef er zestien jaar.

Na nog 10 jaar godsdienstleraar geweest te zijn aan het atheneum in Brugge, dacht hij aan zijn pensioen en een nieuw leven. Het werd een verrassing.


IV

BACVLVS VALIDVS
LVCIDO AVXILIO STVDIOSVS


In 1955 werd hij inspecteur die doordacht stevige ondersteuning bood

Mgr. De Smedt was bisschop van Brugge geworden en zocht een nieuwe hoofdinspecteur. Maurits de Keyzer, een vriend van Stock uit zijn Roeselaarse tijd, was vicaris geworden. De vicaris stelde zijn vriend voor als kandidaat. Mgr. kende het rebels verleden van Stock niet of tilde er niet aan. De nieuwe inspecteur des te meer. Met zijn eigen woorden: ik aanvaardde "met een zwaar hart".

Hij had plannen om in de bossen van zijn geboortestreek te gaan wonen en te studeren. Het werden de bossen van Tillegem. Architect Felix bouwde er een Boskluis voor hem. Deze periode van zijn leven is ongetwijfeld de belangrijkste geweest voor de gemeenschap en verdient nauwkeurig en omstandig beschreven te worden. Hij werd hoofdinspecteur op een cruciaal moment voor het onderwijs dat volop ging vernieuwen, experimenteren, democratiseren...

Hij heeft zelf ook zijn verhaal geschreven. Zijn beleid is samen te vatten in 4 basisdoelstellingen.

1. Alle betrokkenen moeten actief bij de opvoeding van de schoolgaande jeugd betrokken worden: inspectie, directie, leerkrachten, ouders, leerlingen.
2. De studiegeest van de leraren moet voortdurend aangewakkerd worden.
3. Nieuwe methodes moeten uitgeprobeerd worden en, pas na voorbereiding, algemeen toegepast worden.
4. Iedereen moet zich inzetten voor een verzorgd Nederlands.

Daarom werd een team van vakinspecteurs opgericht die samen optraden, werden er directiecomitees gevormd, studiedagen voor leerkrachten georganiseerd, diaprojectoren en wandkaarten aangeschaft, een huis van het onderwijs opgericht, schoolagenda's met taaltips ingevoerd, de Cultuurbibliotheek gestart, een vademecum voor het onderwijs opgesteld, 'Berichten en Mededelingen' werd 'Studiën en Berichten'.

Het zou de kanunnik niet zijn wanneer hij geen evaluatie zou maken, en het zou de kanunnik niet zijn wanneer de evaluatie niet vrij negatief zou uitvallen. Hij eindigt zijn beschouwingen nogal somber en filosofisch: "Als historisch wezen hebben we niettemin voor wezensopdracht te leren leven met en niet te revolteren tegen deze (onze) onwetendheid, hoe vernietigend ze voor ons ook is."

Ik denk dat die evaluatie onjuist is. Ze getuigt wel van zijn drang naar degelijkheid en perfectie. Het onderwijs in West-Vlaanderen heeft in die periode de vernieuwing niet gemist.
De Cultuurbibliotheek was hem zeer dierbaar maar hij bleef bezorgd voor haar toekomst.


V

BACVLVS SOLIDVS
AMICIS LATE CARVS


Toen hij in 1973 op rust ging bleef hij
een zeer gewaardeerde stevige steun voor zijn vrienden

Op rust gaan zou hij wel nooit doen. Hij moet zo ongeveer 90 jaar geweest zijn toen ik met hem klompen ging kopen in Nederland natuurlijk. Hij kwam uit de winkel met twee paar. Dan kon hij een tijdje voort. In de geriatrie een paar maanden voor zijn dood sprak hij over plannen "wanneer ik hier buiten ben". Zijn laatste weerstand werd gebroken toen men hem verdoofde en een vingerlid moest afzetten. Daarna sprak hij soms wartaal.

Er dreigde al een crisis rond 1986. Hij vreesde blind te worden, gaf de leiding van de Cultuurbibliotheek uit handen en treurde. Na veel zoeken werd hij in Roeselare geopereerd aan beide ogen. Het resultaat was verbluffend. Hij herleefde. Hij beweerde dat hij weer zag als een twintigjarige. Hij kreeg nieuwe belangstelling voor de bibliotheek en stichtte de Vereniging Stock-Laureyns voor boek en cultuur v.z.w.

In 1999 verscheen het boek 'Wreeck geen quaedt, maer dwing tot goed'. De ondertitel zou door de kanunnik bedacht kunnen zijn: 'Het Sint-Pietersveld, kruispunt van historische en maatschappelijke ontwikkelingen in Vlaanderen'. Zijn bijdrage is een degelijk werkstuk maar hij kan het niet laten zijn werk te relativeren. "Onderhavig opstel werd overigens niet geschreven met min of meer exhaustieve wetenschappelijke bedoelingen... Er werd dus geen fundament gelegd voor de opbouw van stevige besluiten." De laatste zin en dus een van de laatste die hij schreef: "Foei! Niet dromen."



Stock aan zijn bureau


Meer causeur dan schrijver

De kanunnik was geen schrijver. Hij was een causeur. Spelling was een kwelling. Zijn memoires beginnen met twee voorwoorden om zich een beetje in te dekken tegen het verwijt dat hij spellingsfouten maakt. De huidige spelling vond hij pedagogisch onverantwoord en de inhoud is altijd het belangrijkste voor hem.

Hij kon geen tekst lezen of hij moest die verbeteren: nuanceren, afzwakken, corrigeren. Met beplakte en met typex beschilderde pagina's kwam hij dan naar de bibliotheek om te kopiëren. Die kopies slingerden dan in zijn Boskluis hier en daar rond. Elke kopie werd occasioneel verbeterd met het gevolg dat er van een tekst geen twee identieke exemplaren bestaan. Het exemplaar van zijn memoires, bewaard in de Cultuurbibliotheek bevat een illustratieve nota van zijn hand: "Exemplaar R. Stock. Verreweg het volledigste, ofschoon de andere qua tekst even volledig zijn. Zover het me mogelijk is juist te oordelen zijn alle verbeteringen en andere dingen meer in dit exemplaar ingewerkt. (13.05.97)"

Op de website van de Cultuurbibliotheek is een vrij volledige bibliografie van zijn geschriften te vinden. (www.cultuurbibliotheek.be)

Zijn teksten zijn vaak zwaar gebouwd met veel bijzinnen en onderbrekingen. Hij wil voortdurend nuanceren. Bovendien kan hij het niet laten over iedereen een oordeel te vellen. Om de hardheid een beetje te milderen wil hij dan kruiden met humor maar dat valt meestal nogal sarcastisch uit.

Ambtshalve schreef hij nogal wat artikelen voor het onderwijs natuurlijk. Grote werken heeft hij niet nagelaten. Zijn belangrijkste boek is 'Hellas en wij'. Het werd door Acco amateuristisch uitgegeven, onvoldoende gepromoot en dus niet verkocht.

Ironisch genoeg ontving de kanunnik in 1994 een uitnodiging van het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond die zijn jarige leden wilde huldigen. Op de envelop kreeg de kanunnik de titel "letterkundige". Hij weigerde gevierd te worden. "Natuurlijk, zoals ieder mens die zichzelf respecteert, heb ik me bij gelegenheid verstout wat inkt op wat papier te verkwisten. Maar, dan ging het nooit over 'fraaie' maar over (zeer) saaie dingen die ik nodig had bv. om les te geven of op een andere manier anderen te pesten."

Misschien is het maar goed ook dat hij niet veel geschreven heeft. In zijn memoires kondigt hij een deel "Ontmoetingen" aan dat niet te vinden is. Zijn pen was geen bot wapen wanneer hij in het strijdperk dacht te moeten treden.

Naar eigen schrijven heeft hij drie 'tornooien' uitgevochten: de strijd om het VSO, de universitaire expansie, het HOBU in het bisdom Brugge. We moeten daar tot onze spijt een vierde tornooi bijvoegen: zijn strijd tegen het boek Liefde leren. Die tornooien doen denken aan gevechten tegen windmolens. Zijn grote verdienste voor het onderwijs dreigt daardoor vergeten te worden.

Zijn meest verfrissende teksten zijn ongetwijfeld de stukjes die hij schreef over zijn streek en zijn jeugd. Hij was een gelukkig kind van de Bossen van Vlaanderen. Zijn eerste werkjes schreef hij dan ook onder het pseudoniem R.M.S. van den Raevenbusch.

Als causeur was hij onovertroffen. Een paar woorden volstonden om hem telkens een nieuw elan te geven.



Archivalia R. Stock

Voor de geschiedenis van Robrecht Stock is het archief van de Cultuurbibliotheek natuurlijk onmisbaar. Op de website is een beschrijving te vinden. De inventarisatie heeft al veel werk gekost maar kan nog verfijnd worden.

De nummers RS1aI en RS1bI zijn de belangrijkste documenten. Het zijn de memoires van de kanunnik. Ze werden met documenten en foto's door hemzelf aangevuld. Die memoires mogen niet opgevat worden als een volledige levensbeschrijving. Sommige aspecten blijven volledig uit beeld. Over zijn reizen, zijn geschriften, zijn boeken, zijn huishoudster Maria Herrentals, zijn huis, zijn financies, zijn werk in de Kultuurraad voor Vlaanderen, zijn inspecties, zijn zorg voor didactisch materiaal in de scholen, zijn tuin, zijn verslaving aan koffie enz. vertelt hij niets.

Nummer RS3 is een plakboek door J. Van den Heuvel gemaakt en door R. Stock nagekeken en aangevuld. Het is een belangrijk document.
Doos RS9 bevat veel interessant fotomateriaal over zijn familie, zijn vrienden en over hemzelf. Er werden veel portretten bewaard die van aantekeningen voorzien werden.
Iets speciaals is RS35. In 1937 maakte de kanunnik een reis naar Duitsland. In dat stuk dat goed gestructureerd is maakt hij een analyse van de situatie in nazi-Duitsland. Het getuigt van een scherp inzicht.

Zonder al te directief te willen zijn werden de belangrijkste nummers van het archief in vetjes gedrukt. Dat is niet gebruikelijk in dergelijke inventarissen van archieven. Nu, de kanunnik was ook een goed voorbeeld om na te volgen.

Walter de Smaele
Brugge, januari 2005