Cultuurbibliotheek
Bibliotheek met onderwijstraditie
Informatie Catalogus Archief E-publicaties

De schat van Antoon Lowyck

tekening_Blauwvoet


In november 1995 liet Professor Etienne Vermeersch in het Brugs Handelsblad optekenen, in een gesprek over De Swighenden Eede, dat hij zich afvroeg waar de "vanuit historisch oogpunt belangrijke dokumenten" gebleven waren. Ze lagen in de garage van E.H. Antoon Lowyck. Die heeft dat artikel van het Brugs Handelsblad uitgeknipt en monkelend - of verontwaardigd - tussen zijn schat aan papieren opgeborgen.
Mijnheer Lowyck is op 26 juni 2005 in Brugge overleden. Hij heeft nooit over De Swighenden Eede willen spreken. Toen ik eens bij hem op bezoek was en voorzichtig een gesprek begon en veronderstelde dat de beweging nu wel niet meer zou bestaan, zei hij koudweg dat niemand dat kon weten. Daarmee liet hij me duidelijk verstaan dat de zwijgplicht voor hem bleef gelden. Hij wist nochtans dat daar geen reden meer voor bestond. Hij bleef de romantiek trouw. Aan die romantiek is de beweging trouwens ook gestorven. De nuchtere Vermeersch veronderstelde: "Wellicht heeft het de storm van de jaren 60 niet doorstaan". Het laatste verslagboek 1960-1963 en enkele brieven over de stopzetting van de werking in de retorica van 1961-62 zijn daar nu, om te bewijzen dat hij weer eens gelijk had. In de Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging schrijft Filip Boudrez: "Hoelang de Swighenden Eede effectief bleef bestaan, is evenmin geweten." In Brugge dus tot 1962.




Wie niet precies weet waarover het hier gaat kan eerst met vrucht het artikel "De gilde Noodvier" lezen op de vernieuwde stek www.andriesvandenabeele.net.

In juli 2006 kreeg Eric Colenbier van Marie Louise 't Hooft, nicht en toeverlaat van mijnheer Lowyck, enkele kisten met een archief van het AKVS Breydelstede (Sint-Lodewijkscollege) en van de Gilde Noodvier (De Swighenden Eede) met het verzoek dit archief voor onderzoek in goede handen te geven. Het berust nu in het stadarchief van Brugge bij het fonds over het Sint-Lodewijkscollege. Het zal ongetwijfeld in quarantaine geplaatst geweest zijn, afgestoft en grondig behandeld voor het kon geborgen worden. Het bestond uit 4 delen: een blikken doos, en drie houten koffers.

Het is spijtig wanneer je eerst de blikken doos van Côte D'or opent. Daarin zitten (zaten) opgerolde speelgoed-perkamenten met speelgoed-zegels aan. Het zijn de 'keuren van Noodvier' van de jaren 1936-1943 met de nodige eedformules.

Een houten koffertje echter (30 x 20 x 38 cm met metalen beslag en sloten) bevat archiefstukken van Breydelstede vanaf 1870. Over de Vlaamse actie op de colleges uit die jaren, valt niet smalend te spreken. De beweging had wel degelijk zin en heeft een belangrijke functie vervuld in de vorming van een intellectuele elite. Louis Vos heeft daarover geschreven in zijn Bloei en ondergang van het AKVS (Davidsfonds, 1982). Op blz. 55 spreekt hij over het AKVS op het Sint-Lodewijkscollege en de geheime kern Noodvier. West-Vlaanderen nam het voortouw in de Vlaamse studentenbeweging. Er waren in West-Vlaanderen wel meer dergelijke geheime bonden. De schat van Antoon Lowyck bevat bv. ook een artikel van E.H. José de Mûelenaere ( juli 1995) over de situatie in Roeselare rond 1930-33. (Rhetorica '33. Klasblad 23. Speciaal nummer.)




Een tweede koffer (45 x 25 x 55 cm) bevat een verslagboek van 1895-1901 maar vooral documentatie uit de jaren 1930-1950. We vonden er ook een opstel van Wilfried Dumon terug: Breydelstede: 80 jaar geschiedenis. Het blijft een interessant overzicht van de studentenbond. (Zie Cultuurbibliotheek ex. 2006/5691.) Dumon begint filosofisch: "De jeugd kent twee paradijzen waar zij in verwijlen kan en waarin haar dromen rust vinden: het verleden en de toekomst". Hij eindigt nostalgisch: "We zouden veel meer moeten heraanknopen met de oude, gevestigde tradities." In zijn naschrift krijgen we de goede raad: "Ga liever zelf eens luisteren naar een Tone of Warden Lowyck…"

In de grote houten koffer (35 x 27 x 83 cm) "vol verslagboeken en archivalia" zoals Colenbier schrijft, valt een vrij versleten maar mooi gebonden boekje op: Keure van Noodvier. Het boekje is degelijk en mooi gebonden in rood leder met goudopdruk. Je zou dat zo tussen studentenpapieren niet rap verwachten. Op het eerste blad in een ander handschrift dan de tekst lezen we : "de eerste hoofdman en stichter van Noodvier was Geertorf van Acker". Deze onbegrijpelijke - maar duidelijk geschreven - naam, moet volgens mij verbeterd worden als Gustaaf van Acker (1868-1904) die Witte Pater geworden is en vroeg gestorven. Die 'keure' gaat over de oprichting van Noodvier in 1890 met een doorstart in 1895. Het eerste hoofdstuk begint plechtig: "Met Bâmesse van 't jaar O.H.J.K. kwam er te Brugge eene afdeelinge tot stand van den West Vlaamschen Bond. Met toelatinge en zelve met aanwakkeringe van 't Hoofdbestier van dezen Bond werd op 31sten in Kerstmaand 1890 deze afdeelinge als bijzondere gilde opgericht en nam den name van Noodvier". In het tweede hoofdstuk over "Doel en Middels" lezen we: "Binst het Schooljaar malkander aanzetten om eigen Tale, Boekstafwezen en Geschiedenisse met voorliefde te beoefenen, om bijzonderlik vlaamsche Opstel en spreekveerdigheid te ontwikkelen, in een woord, ons niettegenstaande onze fransche opvoedinge zoo goed mogelijk eene vlaamsche geleerdheid op te doen." Het gaat hier wel degelijk over een geheim genootschap: "Ik beloof de keure van de Gilde Noodvier overal te zullen nakomen, alle werken ervan in 't werke te stellen en 't volstrekste geheim te zullen bewaren over 't bestaan, 't beheer en de Samenstelling van de Gilde." Het Sint-Lodewijkscollege wordt niet met name genoemd maar in het tweede deel "Hier begint de oorkondschap der nieuwe Gilde Noodvier" lezen we : "De Gilde Noodvier die in s' heiligen Lodewijks Leerhuis bestaat wierd in grasmaand van 't jaar O.H. 1895 afgeschaft…" Het duurde echter niet lang of de Gilde nam een nieuwe start. "Kunnen aangenomen worden …de knapen van de latijnsche leergangen, in 's heiligen Lodewijkhuis te Brugge, vanaf dat zij in 't vierde zijn…" Hier komt het leuke woord 'berek' ook opduiken: "De bestiermanschap der Gilde is tweevoudig: 't Berek (hoofdman, boekhouder en den geldbewaarder) en de Gilderaad (de berekkers en de verschillende ploegmannen)" Dit tweede deel over de vernieuwde gilde, is vrij uitvoerig . Men wil niets aan het toeval overlaten. Er wordt beschreven hoe men als keurman kan gekozen worden, welke bijdrage men jaarlijks moet betalen en welke boete men kan krijgen, welke gebeden men zal opzeggen voor en na de vergaderingen… Bovendien zijn er Bijwetten voorzien over Wij- Blij- en Beevaartdagen en Kunstige opstelwerken.

Het archief zoals het nu bewaard wordt in het Brugse stadsarchief is enerzijds niet volledig en bevat anderzijds heel wat vreemde elementen die er nauwelijks in thuis horen. Vermeersch zal zeker de vlag met AVV/VVC missen waarop de eed voor Vlaanderen gezworen werd. Voor die vlag waarvan men vertelt dat ze door Rodenbach aan de Bruggelingen geschonken werd, is in Knokke nog gevochten, wanneer ik me een verhaal van mijnheer Lowyck goed herinner.

Al is de precieze oorsprong van De Swighenden Eede niet in alle facetten duidelijk, ze is duidelijk een West-Vlaamse aangelegenheid. Zeker in het begin draaide alles rond Verriest en De Vlaamsche Vlagge die vanaf 1893 in handen was van Cyriel Delaere in het Sint-Lodewijkscollege en van enkele Brugse seminaristen. (Zie Nieuwe encyclopedie van de Vlaamse Beweging en Lieve Gevers, Bewogen jeugd, Davidsfonds, 1987.) Maar de tijden veranderden. In het tweede nummer van De Blauwvoet, orgaan van het AKVS (Kerstmis 1920), kunnen we lezen in het artikel Onze organisatie, dat de studentenbond, zeker wat de leiding betreft, een aangelegenheid van Leuvense studenten geworden was. Misschien is toen al de pure romantiek van De Swighenden Eede begonnen die dodelijk bleek te zijn. In 1949 heb ik een bescheiden poging gewaagd om de werking te reanimeren door de strikte geheimdoenerij te laten varen, maar oud-keurmannen hadden daar geen begrip voor.

Het AKVS en de Vlaamse studenbeweging in het algemeen, heeft een grote betekenis gehad voor zeer velen die later een belangrijke functie bekleedden. Ik geef twee voorbeelden uit de duizenden. In 2006 hebben we de zolder van mijnheer Lowyck leeggehaald: vooral een schat aan tijdschriften, maar ook bv. enkele archiefstukken over Cyriel Delaere, Alderic Vincke (alias O'Flanders), Delfien Vanhaute.

Mijnheer Lowyck bewaarde een briefkaart van de wijze Leo van Puyvelde, "voorzitter van den Waasschen Studentenkring", aan "Den Heer Ad. Van Mullem, drukker in de Geerolfstrate te Brugge", van 28 november 1900. Van Puyvelde was correspondent voor de Vlaamsche Vlagge en stuurde enkele bijdragen voor het tijdschrift. Hij vroeg ook een rechtzetting voor een beledigende uitspraak over de superior die onvoorzichtig en verkeerdelijk een franskiljon genoemd werd. De 'Herstelling' werd inderdaad gepubliceerd in het nummer voor het Kerstverlof 1901. Van Puyvelde is steeds wijs en voorzichtig gebleven.

De hoofdinspecteur van het katholiek onderwijs in het bisdom Brugge en stichter van de Cultuurbibliotheek, Robrecht Stock, was en bleef zijn levenlang een overtuigd AKVS-er. We bewaren in de bieb zijn volledige collectie van 38 nummers AKVS Schriften die verschenen van 1980 tot 1999. In het personenregister van de afsluitende bibliografie kun je de namen lezen van veel verdienstelijke Vlamingen.




Het is voor ons niet zo eenvoudig te begrijpen welk ideaal men voor ogen had in 1875 toen de eerste Almanak voor de leerende jeugd van Vlaanderen verscheen. Deze almanak is de voorloper van De Vlaamsche Vlagge.


Almanak


In het eerste nummer verscheen een aankondiging van het Jubile- of Heilig Jaar, een artikel over Sint-Lutgardis, een stukje over 'Ons Vlaamsch', enkele gedichten en 'De Vlaamsche Geloofzendelingen in Mogol'. Dit laatste stuk bevat een brief van de scheutist Alphons Devos die met zijn confrater M. Verlinden op weg is om een nieuwe missiepost te stichten in Binnen Mongolië. "Bij de Ortons Mogols, sint Marcsdag 1874…Wij zijn nu drie maanden op reize…In sommige plaatsen moesten wij twee dagen gebruiken om over eenen zandberg te komen en dan was het moeilijk om water en gras te vinden, en hout of 'argols' dat is te zeggen koeidrek, om vier te maken en 't potje te doen koken…Wij zouden hier een christendorp willen oprichten, en dat en zal niet moeilijk zijn, als er maar eenige van die goede brave menschen uit Vlaanderen ons wat helpen willen… De lucht zit vol zand, en de wind, die onze tent doet wapperen en die ze van tijd tot tijd verdreegt in de hoogte te doen vliegen, blaast al onze papieren omverre…"

Tijdens de begrafenis van mijnheer Lowyck in de Sint-Baafskerk, had ik een gevoel van vervreemding. De gekoesterde schat van Antoon Lowyck is een curiosum geworden.



Walter de Smaele
Juni 2008